De meeste wintersporters reizen met de auto richting de skigebieden en daarmee is dit veruit het populairste vervoersmiddel. Niet zo gek ook. Je kunt van alles meenemen, je bepaalt je eigen vertrektijden en bent - op andere weggebruikers na - van niemand afhankelijk. Hoeveel gemak en comfort de auto jou ook te bieden heeft, de wisselende weersituaties maken het voor het voertuig een stuk zwaarder. Belangrijk dus om de bolide goed te verzorgen en met een aantal punten rekening te houden. In dit blog heb ik een aantal do's en don'ts voor je op een rijtje gezet.
Do: voldoende ruitenvloeistof meenemen
Het klinkt misschien heel logisch, maar toch zijn er genoeg automobilisten die er op de parkeerplaats, met het eerstvolgende tankstation op 20 km afstand, achter komen dat de extra jerrycan met ruitenvloeistof nog thuis staat. Op de wegen naar de skigebieden wordt veel zout gestrooid. Als het wegdek nat is, laat de pekel al snel vieze sporen achter op het voorruit. Je sproeit vaker dan thuis en dus raakt de voorraad sneller op. Bewaar daarom altijd een extra hoeveelheid in een jerrycan of frisdrankfles op een gemakkelijke te bereiken plek. Kies voor wintervloeistof dat tegen minimaal -20 °C kan en ga met goede ruiterwissers op pad.
Do: neem een waxinelichtje en warme fleecedeken mee
Je gaat op wintersport, dus de kans is groot dat je onderweg en op locatie te maken krijgt met winterse omstandigheden. Hevige sneeuwval, ijzel en lage temperaturen zijn geen uitzondering. De auto heeft het tijdens dit soort omstandigheden extra zwaar en de kans dat er iets kapot gaat is groter. Neem voor de zekerheid altijd warme (fleece)dekens (voor alle personen minimaal 1), waxinelichtjes en een aansteker mee. Mocht je toch stil komen te staan langs de kant van de weg, dan blijf je in ieder geval warm. Dit is trouwens ook verstandig tijdens kilometerslange files.
Do: een ijskrabber en bezempje meenemen
Twee andere logische, maar ook vaak vergeten objecten, zijn de ijskrabber en het bezempje. Beide essentieel om de auto sneeuw- en ijsvrij mee te maken. Eerst gebruik je de bezem om alle sneeuw weg te vegen en vervolgens ga je aan de slag met de ijskrabber. Er zijn zelfs van die twee-in-één varianten. Laat beide niet in de auto liggen, dan heb je er niks aan als de hele auto vol met sneeuw is.
Do: check vooraf de bandenspanning en het oliepeil
Een dag voordat je vertrekt, is het verstandig om de auto nog een keer na te lopen. Rijd met de auto naar het benzinestation en check daar de bandenspanning. Op een speciaal apparaat kun je deze niet alleen controleren, maar ook eventueel bijvullen. Controleer het oliepeil en vul eventueel bij. Weet je nou niet hoe je beide moet aanpakken? Je kunt dit ook altijd even navragen bij de garage. Laat daar gelijk de wintercheck doen, zodat je weet dat je auto er helemaal klaar voor is.
Do: een oude handdoek, wc-rol, handschoenen en matje meenemen
De toiletten bij het tankstation zijn schoon, maar je moet er wel voor betalen. Rijd je overdag, dan kun je ook stoppen bij een parkeerplaats met alleen een toilet. Neem een wc-rol mee van thuis, zodat je niet zonder komt te zitten. Vergeet ook geen oude handdoek, handschoenen en een matje mee. Dit voor het geval dat je sneeuwkettingen om moet leggen. Je wilt immers niet met een vieze broek en vieze handen aankomen op de plaats van bestemming.
Do: sneeuwkettingen op een gemakkelijk te bereiken plek opbergen
Plaats de sneeuwkettingen altijd op een makkelijk te bereiken plek. Het komt niet vaak voor dat je ze moet gebruiken, maar is dat wel het geval, dan wil je niet dat eerst de hele auto moet worden uitgeladen.
Do: verwissel de standaard vloermatten voor een rubberen varianten
Sneeuw, zout en vocht zijn niet zo fijn voor de standaard vloermatten. Daarom is het aan te raden om deze voordat je op wintersport gaat te verwisselen voor rubberen varianten. Alles blijft schoon en bij thuiskomst wissel je de matten gewoon weer om.
Do: check vooraf of alle verplicht mee te nemen items in de auto aanwezig zijn
Als je met de auto op wintersport gaat, dan zijn er een aantal items die je verplicht mee moet nemen. Denk bijvoorbeeld aan een gevarendriehoek en veiligheidshesjes voor alle inzittenden. Mocht er toch iets gebeuren langs de snelweg, dan val je zelf op en maak je dat ook kenbaar aan medeweggebruikers.
Don’t: de hele tijd remmen als je in de bergen rijdt
Rijden in de bergen is anders dan op de snelweg. Als je afdaalt, rolt de auto sneller naar beneden. Het is dan erg aantrekkelijk om het rempedaal in te trappen, maar doe dit niet te vaak, want je remmen raken daardoor oververhit. Rem vooral op de motor. Dit doe je door een versnelling terug te schakelen.
Don’t: je auto op de handrem zetten op de plaats van bestemming
Als de auto een hele week stilstaat op de handrem, dan is het mogelijk dat deze vastvriest. Dat is natuurlijk niet bij alle auto’s het geval, maar vooral de wat oudere modellen kunnen nog wel eens vocht op de handrem hebben. Als dit bevriest, dan kun je de handrem er niet meer afhalen. Zet de auto daarom altijd in de eerste versnelling en draai de banden eventueel als je parkeert op een schuine helling.
Don’t: blind navigatie volgen
Een TomTom of navigatie is voor veel bestuurders onmisbaar. Vertrouw de navi alleen nooit 100% en blijf altijd goed op de borden letten. Je bent niet de eerste die zonder nadenken de piste oprijdt... ;-)