Wanneer je op een verjaardag met iemand praat die geen wintersporter is, moet je nog wel eens wat woorden uitleggen. Bij de term ‘goggles’, ‘banaan’ of ‘pizzapunt’ gaat er bij deze mensen niet direct het juiste lichtje branden. Wintersporters onder elkaar weten direct waar we het over hebben wanneer deze terminologie wordt gebruikt. Er zullen geen misverstanden ontstaan wanneer je woorden als ‘prikken’ en ‘paraplubar’ noemt. Ga je dit seizoen voor het eerst op wintersport? Verplichte kost om deze 10 termen voor vertrek uit je hoofd te leren!
1. Pizzapunt
Het is de eerste term én houding die je als wintersporter leert: ‘de pizzapunt’. Bij de ‘ploegbocht’ laat je de punten van de ski’s naast elkaar komen, waarna ze een V met de punt naar voren vormen. Met de pizzapunt heb je de basis van het skiën onder de knie en kun je remmen en voorzichtig bochtjes maken. Skitechniek: van Pflug naar parallel (video) ›
2. Pannenkoekenlift
De pannenkoekenlift is een graag gebruikte term die met uitsterven wordt bedreigd. Je komt de sleepliften met een plat plateau aan de onderkant steeds minder tegen. Hier en daar zie je ze nog op oefenweides. Wat is het Duitse woord voor dit type skilift eigenlijk? 16 Duitse woorden die je moet weten voor je wintersport ›
3. Prikken
Iedere wintersporter heeft er een hekel aan: prikken. Wanneer er een vlak bospad in aantocht is, zie je wintersporters massaal snelheid maken, omdat er anders ‘geprikt’ moet worden. Jezelf met je skistokken afzetten in de sneeuw, dat willen we te allen tijde voorkomen.
4. Goggles
Goede goggles, onmisbaar in de skiuitrusting van iedere wintersporter! Bescherming voor je ogen, beter zicht op de piste én een coole look zijn de redenen waarom je altijd een goggles moeten dragen. We hebben het natuurlijk over de skibril!
5. Buckels
You love them, or you hate them: buckels. Buckels zijn hopen sneeuw die ontstaan als veel skiërs naar beneden komen en de sneeuw opzijschuiven. Wanneer de piste niet opnieuw wordt geprepareerd ontstaan er hobbels die uit kunnen groeien tot metershoge buckels (bv. de Muur van Avoriaz).
6. Paraplubar
‘Doen we nog een drankje in de paraplubar?’, deze vraag wordt na afloop van de wintersportdag vaak gesteld. Een paraplubar is een ronde après-ski bar met doorzichtige wanden en een dak van zeil, dat bij mooi weer opengeschoven kan worden. Overal in de Alpen kom je ze tegen.
7. Banaan
Daar gaat weer een banaan van de piste! In dit geval wordt er geen verklede Engelsman bedoeld, maar een brancard met een gewonde wintersporter. Met behulp van een skiër aan de voor- en achterzijde van de banaanvormige brancard wordt het slachtoffer richting het dal gebracht. Overigens is de kleur vaak oranje, en geen geel. 9 'eetbare' wintersporttermen, die niks met eten te maken hebben ›
8. Slush
In het voorjaar op wintersport gaan heeft zo z’n voordelen, maar zeker ook z’n nadelen. Slush is er daar één van. Wanneer de temperatuur in de middag te hoog wordt, verandert de sneeuw in papperige, slush. Bah! Waterskiën, zo kan je afdalen door de slush het beste omschrijven. Tips voor skiën in papsneeuw ›
9. Poeder
Het tegenovergestelde van #8. is poeder. Poeder is voor veel skiërs het summum van wintersport. Afdalen door een vers pak sneeuw, waarbij de poeder langs je knieën stuift, heerlijk! Poederdagen, veel mooier kan je het niet krijgen tijdens je wintersport.
10. Carven
In de wintersportwereld zijn ook tal van technische termen. Eentje die je zeker moet kennen is carven. Carven is de techniek waarbij je de zijkanten van je ski’s gebruikt om mee door de bocht te snijden. Je schuift geen sneeuw weg zoals bij de gerutschte bocht, maar laat alleen twee strepen op de piste achter.